Michael C. Hall
Michael C. Hall is back ! De acteur die in “Six Feet Under” gestalte gaf aan David Fisher, de inlevende begrafenisondernemer, laat in het zesde seizoen van “Dexter” zijn donkere kant weer zien. Beide rollen zijn de acteur op het lijf geschreven, zijn gezichtsuitdrukking kan zowel innemend, meelevend zijn (SFU), als een gevoel van onbehagen oproepen (Dexter).
In beide rollen staat de dood centraal: In SFU zijn de scènes waarin hij iemand aflegt het indrukwekkendst; zorgzaam, soms zelf teder, is hij in de kelder van zijn huis, annex bedrijfsruimte, in afzondering bezig de overledene te prepareren voor de opbaring. Terwijl hij bezig is met het technische proces daarvan, houd hij hele gesprekken met de overledene, die (in zijn gedachten, maar ook fysiek uitgebeeld), antwoord geven of zelfs vragen aan hem stellen.
In “Dexter’ is de dood veel dreigender aanwezig. Als bloedspatanalist (ik heb nooit geweten dat er zo’n beroep bestaat) is hij dagelijks in de weer om het rechercheteam te ondersteunen bij moordzaken, waarin ‘bloedgeweld’ gebruikt is. In zijn vrije tijd jaagt hij op moordenaars die door verschillende factoren niet gepakt of veroordeeld zijn voor hun daad.
Door een traumatische gebeurtenis in zijn vroege jeugd heeft hij een donkere kant ontwikkeld die door toedoen van zijn (stief)vader gekanaliseerd is in een te beheersen agressie. Die agressie moet natuurlijk wel een uitweg krijgen, anders loopt het alsnog mis. Moordenaars die denken hun lot te kunnen ontlopen, hebben aan Dexter een slechte; hij neemt hen alsnog te grazen in een ritueel dat doet denken aan een religieuze ceremonie, bijna vergelijkbaar met de rituelen van de oude Zuid-Amerikaanse offercultuur.
Het zesde seizoen begint met een korte – heftige – samenvatting van de 5 vorige seizoenen, zonder chronologische samenhang. En zap niet meteen door, maar kijk en luister naar de nog steeds geweldige intro, voordat je wordt meegesleept in een aflevering die begint met een ‘Dexter-afrekening’ zonder voorgeschiedenis en een seizoen vol ‘religieuze’ offers.
In beide rollen staat de dood centraal: In SFU zijn de scènes waarin hij iemand aflegt het indrukwekkendst; zorgzaam, soms zelf teder, is hij in de kelder van zijn huis, annex bedrijfsruimte, in afzondering bezig de overledene te prepareren voor de opbaring. Terwijl hij bezig is met het technische proces daarvan, houd hij hele gesprekken met de overledene, die (in zijn gedachten, maar ook fysiek uitgebeeld), antwoord geven of zelfs vragen aan hem stellen.
In “Dexter’ is de dood veel dreigender aanwezig. Als bloedspatanalist (ik heb nooit geweten dat er zo’n beroep bestaat) is hij dagelijks in de weer om het rechercheteam te ondersteunen bij moordzaken, waarin ‘bloedgeweld’ gebruikt is. In zijn vrije tijd jaagt hij op moordenaars die door verschillende factoren niet gepakt of veroordeeld zijn voor hun daad.
Door een traumatische gebeurtenis in zijn vroege jeugd heeft hij een donkere kant ontwikkeld die door toedoen van zijn (stief)vader gekanaliseerd is in een te beheersen agressie. Die agressie moet natuurlijk wel een uitweg krijgen, anders loopt het alsnog mis. Moordenaars die denken hun lot te kunnen ontlopen, hebben aan Dexter een slechte; hij neemt hen alsnog te grazen in een ritueel dat doet denken aan een religieuze ceremonie, bijna vergelijkbaar met de rituelen van de oude Zuid-Amerikaanse offercultuur.
Het zesde seizoen begint met een korte – heftige – samenvatting van de 5 vorige seizoenen, zonder chronologische samenhang. En zap niet meteen door, maar kijk en luister naar de nog steeds geweldige intro, voordat je wordt meegesleept in een aflevering die begint met een ‘Dexter-afrekening’ zonder voorgeschiedenis en een seizoen vol ‘religieuze’ offers.